In het kader van het cohesiebeleid en in samenwerking met de Commissie stelt elke lidstaat een partnerschapsovereenkomst op, een strategisch document voor de programmering van investeringen in het kader van de fondsen van het cohesiebeleid (EFRO, ESF+ en Cohesiefonds), JTF en Feampa in de context van het meerjarig financieel kader. Partnerschapsovereenkomsten richten zich op EU-prioriteiten en leggen de strategie en investeringsprioriteiten vast die door elke lidstaat zijn gedefinieerd.
De partnerschapsovereenkomst met Luxemburg legt de basis voor de uitvoering ter plaatse van twee nationale programma's in het kader van het EFRO-FTJ en het ESF.
Voor de periode 2021-2027 zal Luxemburg in het kader van het cohesiebeleid 67 miljoen euro ontvangen om de ecologische transitie van het land te versnellen, innovatie en digitalisering te financieren, de arbeidsparticipatie te verhogen en lokale sociale diensten te verbeteren. De strategie en de details van deze investeringen zijn vastgelegd in de onlangs goedgekeurde partnerschapsovereenkomst tussen Luxemburg en de Commissie.
Ongeveer 23 miljoen euro van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en het Just Transition Fund (JTF) zal de energie-efficiëntie van openbare gebouwen verbeteren en de CO2-uitstoot in de bouw- en transportsector verminderen. Er zullen ook fondsen worden geïnvesteerd in de productie van hernieuwbare energie, zoals biomassa en zonne-energie.
In het kader van het EFRO zullen de investeringen de biodiversiteit beschermen, in het bijzonder door de lichtvervuiling te verminderen.
Tot slot zullen onderzoek en innovatie worden ondersteund, bijvoorbeeld door de oprichting van start-ups en kenniscentra, die het concurrentievermogen en de innovatie van het midden- en kleinbedrijf (mkb) zullen stimuleren. Het EFRO zal ook de digitalisering van procedures voor het mkb en de administratie van overheidsdiensten voor burgers financieren.
15,5 miljoen euro van het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) zal sociale inclusie, onderwijs en werkgelegenheid ondersteunen.
Van dit bedrag zal 5,5 miljoen euro worden gebruikt om werkzoekenden en mensen die noch aan het werk zijn noch werk zoeken te helpen, bijvoorbeeld door hen op maat gemaakte opleidingen aan te bieden die hen zullen helpen een baan te vinden. De fondsen zullen ook de sociale economie ondersteunen, bijvoorbeeld door het financieren van adviesdiensten voor startende ondernemingen in de sociale economie, terwijl een aanzienlijk deel van de fondsen zal worden besteed aan de ontwikkeling van digitale vaardigheden en banen. Met een extra 1,7 miljoen euro zal Luxemburg de vaardigheden van werknemers verbeteren, waarbij de nadruk zal liggen op de minst gekwalificeerde en oudere werknemers.
2,2 miljoen euro is expliciet bestemd voor jongeren om hun onderwijs en opleiding te verbeteren en te moderniseren, beroepskeuzevoorlichting te ondersteunen, schooluitval te bestrijden en de integratie van jonge vluchtelingen en migranten in het schoolsysteem te bevorderen. Daarnaast is bijna 1 miljoen euro bestemd voor de bestrijding van kinderarmoede en om bij te dragen aan de uitvoering van de Europese kindergarantie.
Tot slot zal Luxemburg met 3,9 miljoen euro van het ESF+ achtergestelde groepen ondersteunen, in het bijzonder mensen met een immigrantenachtergrond, met name door middel van opleidingen en partnerschappen met werkgevers met het oog op de duurzame ontwikkeling van mensen op de arbeidsmarkt en door begeleiding en ondersteuning voor jongeren. Het land zal ook 1,3 miljoen euro investeren om mensen in nood te helpen door hen te voorzien van voedsel en basisbenodigdheden.
SO 1: Een concurrerender en slimmer Europa door slimme en innovatieve economische transformatie en regionale ICT-connectiviteit te bevorderen
Het EFRO-programma beantwoordt volledig aan de interventielogica van een concurrerender en slimmer Europa. Met de geselecteerde specifieke doelstellingen kan het EFRO inspelen op de belangrijkste uitdagingen op het gebied van het concurrentievermogen van het mkb, OOI en digitalisering. Het operationele programma van het EFRO voor de periode 2021-2027 is gericht op het hele Luxemburgse grondgebied en is niet specifiek beperkt tot landelijke of stedelijke gebieden. (In tegenstelling tot de programma's FEADER of LEADER, die voornamelijk gericht zijn op plattelandsgebieden)".
Het EFRO wil de volgende 3 specifieke doelstellingen ondersteunen:
OS1 i): Bereidheid van de overheid om in OOI te investeren en er een duurzaam beleid voor de ontwikkeling en diversificatie van het land van te maken - Risico van toenemende internationale concurrentie van opkomende landen op het gebied van O&O en technologische innovatie
SO1 ii): De ontwikkeling van een strategie voor de digitale economie is gericht op de coördinatie van innovatiebeleid en de implementatie van infrastructuur om te zorgen voor een veilige, op vertrouwen gebaseerde gegevenseconomie; Bevordering van technologieën op het gebied van kunstmatige intelligentie, met name op het gebied van veiligheid en mobiliteit.
SO1 iii): Gebrek aan interactie tussen openbare onderzoekscentra, de universiteit van Luxemburg en de particuliere sector, met name met het MKB; Nationaal onderzoeksfonds: deelname aan onderzoeksprogramma's: BRIDGES (financiële steun voor partnerschappen tussen Luxemburgse publieke onderzoeksorganisaties en in Luxemburg aanwezige bedrijven).
SO 2. Een groener, veerkrachtig en koolstofarm Europa op weg naar een koolstofvrije economie, door de bevordering van schone en eerlijke energietransitie, groene en blauwe investeringen, circulaire economie, beperking van en aanpassing aan klimaatverandering, risicopreventie en -beheer en duurzame stedelijke mobiliteit.
Het EFRO-programma ondersteunt de volgende 2 specifieke doelstellingen:
OS2 i): Goedkeuring van het Nationaal Geïntegreerd Energie- en Klimaatplan (PNEC) door de Regeringsraad tijdens zijn vergadering van 20 mei 2020.
SO 3. Een socialer en meer inclusief Europa dat de Europese pijler van sociale rechten implementeert
Het ESF+-programma streeft naar een socialer en meer inclusief Europa en speelt in op de uitdagingen die in de landenaanbevelingen worden genoemd en in de Europese pijler van sociale rechten worden uiteengezet. De geselecteerde SO's zullen het in het bijzonder mogelijk maken om werkloosheid (in het bijzonder voor de 45+ bevolking, langdurig werklozen en jongeren) te bestrijden, vaardigheden te bevorderen en aan te passen en kansarmen te activeren. De acties zullen dus bijdragen aan de belangrijkste doelstellingen (2030-doelstellingen) op het gebied van werkgelegenheid (ten minste 78% van de 20-64-jarigen aan het werk), opleiding (ten minste 60% van de volwassenen neemt deel aan opleidingsactiviteiten) en de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting (vermindering van het aantal risicogroepen).
ESO 4.1. Toegang tot werkgelegenheid en activeringsmaatregelen voor iedereen
BVE 4.5. Onderwijs- en opleidingssystemen verbeteren
ESO 4.6. Kwalitatieve en inclusieve onderwijs- en opleidingssystemen
ESO 4.7. Levenslang leren en loopbaanovergangen
BVE 4.8. Actieve inclusie en inzetbaarheid
MD 13. Steun voor de meest behoeftigen onder EOS4.13
ESF+ Regelgevend kader:
Op 30 juni 2021 werd het wetgevingspakket voor het cohesiebeleid van de Europese Unie 2021-2027 gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het zal de economische, sociale en territoriale convergentie versterken en tegelijkertijd duurzaam concurrentievermogen, onderzoek en innovatie, digitale transitie en de doelstellingen van de Europese Green Deal ondersteunen. Het zal ook de bevordering van europese pijler van sociale rechten.
De belangrijkste documenten met betrekking tot het ESF+ zijn:
ESF+ Gerelateerde strategische documenten
Er hebben regelmatig uitwisselingen plaatsgevonden tussen de beheerders van de verschillende Europese fondsen in het kader van een overlegcomité om verschillende strategische documenten te ontwikkelen, waaronder met name:
Medegefinancierd door de Europese Unie. De opvattingen en meningen die worden geuit zijn echter uitsluitend die van de auteur(s) en komen niet noodzakelijk overeen met die van de Europese Unie. Noch de Europese Unie, noch de steunverlenende autoriteit kunnen daarvoor verantwoordelijk worden gesteld.